BERICHT
Deze rubriek bevat de collectieve arbeidsovereenkomsten zoals ze in de Nationale Arbeidsraad zijn gesloten. De wettelijke of verordenende bepalingen die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de rechten en plichten die uit die collectieve arbeidsovereenkomsten voortvloeien, zijn hier dus niet opgenomen.
CAO per thema
Brugpensioen / stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (+ dossier swt)
1. Algemeen stelsel
De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 voert een regeling in van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien ze worden ontslagen (het stelsel van conventioneel brugpensioen). Ze werd gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nrs. 17 bis van 29 januari 1976, 17 nonies van 7 juni 1983, 17 duodevicies van 26 juli 1994, 17 vicies van 17 december 1997, 17 vicies quater van 19 december 2001, 17 vicies sexies van 7 oktober 2003, 17 tricies van 19 december 2006 en 17 tricies sexies van 27 april 2015. Op 1 januari 2012 is het brugpensioenstelsel van naam veranderd. Sindsdien wordt het het "stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag" (SWT) genoemd.
Sedert 1976 werden tal van collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten om uitvoering te geven aan de bepalingen betreffende de aanpassing van de vergoedingen aan de ontwikkeling van de regelingslonen en/of het begrensde brutomaandloon. De laatste cao nr. 17/42 dateert van 30 mei 2023 en treedt op 1 juli 2023 in werking.
Door dat stelsel kan de oudere werknemer die wordt ontslagen, naast het bedrag van zijn werkloosheidsuitkering, een bedrijfstoeslag genieten die zijn werkgever hem betaalt. Het bedrag van die bedrijfstoeslag komt overeen met de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering. Het nettoreferteloon is gelijk aan het brutoloon van de werknemer, dat begrensd is tot 4.851,02 euro (bedrag aangepast op 1 juli 2023), verminderd met de socialezekerheidsbijdragen en de bedrijfsvoorheffing. Op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan op 1 januari 1975 en tot 1 januari 2015 moest de ontslagen werknemer 60 jaar zijn om dat stelsel te kunnen genieten.
De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 44, die op 21 maart 1989 gesloten werd ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988, verlaagt evenwel de leeftijd vanaf welke een werknemer de bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 ingevoerde aanvullende vergoeding kan genieten. Die leeftijd werd van 60 jaar op 58 jaar gebracht voor de werknemers die 58 jaar zijn tussen 1 januari 1989 en 31 december 1990. Die cao werd verlengd tot 31 december 1992 in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 27 november 1990. Daarna werd ze niet meer verlengd.
Vanaf 1 januari 2015 werd de leeftijdsvoorwaarde om toegang te hebben tot het algemene stelsel van SWT op 62 jaar gebracht door het sluiten van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 tricies sexies op 27 april 2015 in toepassing van het regeerakkoord van 9 oktober 2015 en ter uitvoering van het akkoord van de Groep van Tien van 17 december 2015. Verder werd de anciënniteitsvoorwaarde geleidelijk opgetrokken voor vrouwen volgens een in artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 bepaald tijdpad.
Door specifieke maatregelen kon die verhoging evenwel versoepeld worden. Zo kan de werknemer die voldoet aan de leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden die op een bepaald ogenblik gelden in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst gekoppeld aan het algemene stelsel of de zeer lange loopbanen, zijn rechten vaststellen door toepassing van het kliksysteem, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 107 van 28 maart 2013. Indien hij later door dezelfde werkgever wordt ontslagen, kan hij een SWT genieten aan dezelfde voorwaarden als die die zijn vastgesteld in het kader van het kliksysteem.
Naast dat kliksysteem golden er vanaf 1 januari 2015 drie overgangsmaatregelen om de werknemer de bedrijfstoeslag te laten genieten aan de voordien bepaalde toegangsvoorwaarden.
1° de werknemer die ten laatste op 31 december 2016, de leeftijd van 60 jaar bereikt (behoudens theoretische opzegtermijn die verstrijkt na 31 december 2016) en aan het einde van zijn arbeidsovereenkomst wordt ontslagen vóór 1 januari 2015; als man bewijst hij 40 jaar anciënniteit en als vrouw tussen 31 en 40 jaar anciënniteit, afhankelijk van het jaar waarin de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
2° de werknemer wordt ontslagen tijdens de geldigheidsduur van een sector- of ondernemings-cao die voorziet in de toekenning van een SWT op de leeftijd van 60 jaar, die is gesloten en neergelegd vóór 1 juli 2015 en die ten laatste op 1 januari 2015 in werking is getreden. Die werknemer bereikt de leeftijd van 60 jaar tijdens die overeenkomst en ten laatste op het einde van zijn arbeidsovereenkomst. Als man bewijst hij 40 jaar anciënniteit en als vrouw tussen 31 en 40 jaar anciënniteit, afhankelijk van het jaar waarin de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
3° de werknemer voldoet aan de leeftijdsvoorwaarden die zijn bepaald in een sector- of ondernemings-cao die voorziet in de toekenning van een SWT op de leeftijd van 60 jaar, die is gesloten en neergelegd vóór 1 juli 2015 en die ten laatste op 1 januari 2015 in werking is getreden. Als man bewijst hij 40 jaar anciënniteit en als vrouw tussen 31 en 40 jaar anciënniteit, afhankelijk van het jaar waarin de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Aan die leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden moet ten laatste bij de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en gedurende de geldigheidsduur van die collectieve arbeidsovereenkomst zijn voldaan. De werknemer wordt later ontslagen.
Bovendien voorziet de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 tricies, die de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 heeft gewijzigd, vanaf 1 januari 2007 in het behoud van de aanvullende brugpensioenvergoeding ten gunste van de bruggepensioneerde werknemer die het werk hervat als loontrekkende of als zelfstandige in hoofdberoep. Anderzijds voorziet dezelfde overeenkomst voor de werknemers die worden ontslagen in het kader van een collectief ontslag door een onderneming die is erkend als onderneming in herstructurering of in moeilijkheden, in een recht op de aanvullende vergoeding, na hun deelname aan een tewerkstellingscel. De overeenkomst laat bovendien het behoud toe van die aanvullende vergoeding in geval van werkhervatting, na deelname aan de tewerkstellingscel door de werknemer die wordt ontslagen in het kader van een collectief ontslag.
2. Specifieke stelsels
2.1 Zeer lange loopbanen
Ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 voor de periode 2007-2008, werd op 20 december 2007 de cao nr. 92 gesloten tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers die worden ontslagen. Aldus werd vanaf 1 januari 2008 tot 31 december 2009 onder bepaalde voorwaarden een recht op aanvullende vergoeding toegekend aan de werknemers van 56 jaar met een loopbaan van 40 effectief gewerkte jaren. Die regeling werd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van 20 februari 2009 verlengd voor 2010 en werd daarna niet meer verlengd.
2.2 Ernstige lichamelijke problemen
Ter uitvoering van het Generatiepact en het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 heeft de Raad op 20 december 2007 de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 91 gesloten. Die overeenkomst bepaalt onder welke voorwaarden een recht op de aanvullende vergoeding kan worden toegekend aan de werknemers van 58 jaar en ouder met een loopbaan van 35 jaar, indien ze worden ontslagen, op voorwaarde dat zij hetzij kunnen vallen onder de categorie van mindervalide werknemers, hetzij na een bijzondere procedure kunnen vallen onder de categorie van werknemers met ernstige lichamelijke problemen die de verdere uitoefening van hun beroep significant bemoeilijken, hetzij kunnen worden gelijkgesteld met die laatste categorie omdat ze tijdens hun beroepsactiviteit rechtstreeks werden blootgesteld aan asbest.
Na een gunstige evaluatie door de commissie "Zware Beroepen" in de Nationale Arbeidsraad is die regeling verlengd in 2013-2014 (cao nr. 105), in 2015-2016 (cao nr. 114), in 2017-2018 (cao nr. 123), in 2019-2020 (cao nr. 133) en voor de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2023 (cao nr. 150). Ter uitvoering van het op 6 april 2023 op interprofessioneel niveau in de Groep van Tien gesloten afsprakenkader, werd dat stelsel van bedrijfstoeslag door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 165 van 30 mei 2023 verlengd voor een periode van twee jaar, van 1 juli 2023 tot 30 juni 2025.
2.3 Andere specifieke stelsels
- Opening van de toegang tot SWT
Ter uitvoering van het op 6 april 2023 in de Groep van Tien gesloten afsprakenkader en met toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, heeft de Raad door middel van cao's uitvoering gegeven aan de specifieke stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag waarvoor dat nodig was, met aldus een verlenging van de toegang tot het recht op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor de bouwsector, de nachtarbeid en de zware beroepen (cao nr. 166, vroeger 111, 120, 130 en 151) en de lange loopbanen (cao nr. 167, vroeger 115, 124, 134 en 152) vanaf 1 juli 2023 voor een periode van twee jaar. Voor het stelsel van werknemers die zijn tewerkgesteld in het raam van een zwaar beroep en die 35 jaar beroepsverleden aantonen, heeft de cao nr. 143 van 23 april 2019 de toegangsleeftijd tot dat SWT sedert 1 juli 2021 opgetrokken tot 60 jaar.
Om toegang te krijgen tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag bouwsector en het specifieke stelsel zware beroepen (35 jaar beroepsverleden), is een sector-cao noodzakelijk. In het dossier SWT zijn modellen van sector-cao's beschikbaar. Die zijn echter facultatief.
Om toegang te krijgen tot de stelsels van SWT ondernemingen in herstructurering waarvoor geen enkele interprofessionele cao-regeling meer nodig is, is evenwel een sectorinitiatief noodzakelijk (zie tabel dossier SWT – toepasbaar op 01.07.2023).
- Toekenningsvoorwaarden voor de vrijstelling van de verplichting van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
Ter uitvoering van het op 6 april 2023 in de Groep van Tien gesloten afsprakenkader en met toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 kunnen de werknemers van 60 jaar die vóór 1 juli 2025 werden ontslagen en die een specifiek SWT genieten voor de bouwsector, nachtarbeid en zware beroepen, het residuaire stelsel zware beroepen (waarvoor de werknemers 35 jaar beroepsverleden moeten aantonen) en lange loopbanen, alsook diegenen die een SWT in het raam van een onderneming in herstructurering of in moeilijkheden genieten, vragen te worden vrijgesteld van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, vanaf 1 juli 2023 tot 31 december 2026, indien ze 62 jaar oud zijn of 42 jaar beroepsverleden aantonen (cao's nr. 168 en nr. 169).
Een toetreding tot de cao-instrumenten nr. 168 en nr. 169 door een sector-cao (of een ondernemings-cao of een collectief akkoord in geval van werknemers in een SWT in het raam van een onderneming in herstructurering of in moeilijkheden), is bovendien noodzakelijk om die vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid te kunnen aanvragen. In het dossier SWT zijn modellen van sector-cao's beschikbaar. Die zijn echter facultatief.
Tijdens de door de vroegere cao's gedekte periode, kunnen de werknemers van 60 jaar die vóór 1 juli 2023 werden ontslagen en die een SWT bouwsector, nachtarbeid, zwaar beroep (cao nr. 151), lange loopbaan (cao nr. 152) of een ondernemings-cao of een collectief akkoord in geval van werknemers in een SWT in het raam van een onderneming in herstructurering of in moeilijkheden genieten, vragen te worden vrijgesteld van de verplichting van aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt op basis van de cao nr. 155 tot 31 december 2024 (zie tabel dossier SWT – toepasbaar op 01.07.2023).
Een toetreding tot de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 155 door een sector-cao (of een ondernemings-cao of een collectief akkoord in geval van werknemers in een SWT in het raam van een onderneming in herstructurering of in moeilijkheden), is bovendien noodzakelijk om die vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid te kunnen aanvragen.
3. Suppletieve stelsels
Sedert 1995 zijn (ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 december 1994) de procedure van tenuitvoerlegging en de voorwaarden voor de toekenning van een brugpensioenregeling bij collectieve arbeidsovereenkomst ingesteld en vastgesteld voor werknemers van 55 jaar en ouder die tewerkgesteld zijn in bepaalde sectoren en meer specifiek in de sectoren die niet onder een paritair comité ressorteren of wanneer het opgericht paritair comité niet werkt (collectieve arbeidsovereenkomst nr. 61 van 25 juli 1995, collectieve arbeidsovereenkomst nr. 65 van 25 juni 1997, collectieve arbeidsovereenkomst nr. 73 van 17 november 1999, collectieve arbeidsovereenkomst nr. 79 van 7 november 2001, collectieve arbeidsovereenkomst nr. 83 van 3 juni 2003, collectieve arbeidsovereenkomst nr. 86 van 21 december 2005, collectieve arbeidsovereenkomst nr. 93 van 20 december 2007, collectieve arbeidsovereenkomst nr. 97 van 20 februari 2009 en collectieve arbeidsovereenkomst nr. 106 van 28 maart 2013).
Voor 2011 en 2012 werd die verlenging geregeld door het koninklijk besluit van 3 mei 2007.
Vanaf 2015 werd dat suppletieve stelsel, voor opeenvolgende periodes van twee jaar, voor de bouwsector opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 111 van 27 april 2015, nr. 120 van 21 maart 2017, nr. 130 van 23 april 2019, en nr. 138 van 23 april 2019. Die collectieve arbeidsovereenkomsten verlengen het oorspronkelijk door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 111 ingestelde specifieke SWT.
Er werd ook een suppletief stelsel ingesteld om voor een specifiek SWT lange loopbaan de verlaging onder de 60 jaar mogelijk te maken voor de periode 2017-2018 (nr. 128 van 27 november 2018), 2019-2020 (nr. 144 van 17 december 2019) en 2021-2022 (nr. 145 van 17 december 2019) waarvan het toepassingsgebied beperkt was tot de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021. Aangezien de toegangsleeftijd tot het SWT vanaf 1 juli 2021 op 60 jaar werd gebracht, is de invoering van dat suppletieve stelsel zonder voorwerp geworden.
4. Halftijds brugpensioen
Ingevolge het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992 werd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 gesloten tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties.
Wanneer een werknemer van een bepaalde leeftijd met zijn werkgever een akkoord bereikte over de halvering van zijn arbeidsprestaties kon hij, op grond van deze overeenkomst en onder de daarin bepaalde voorwaarden, het voordeel genieten van een vergoeding ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering waarop hij recht had. De helft van het begrensd nettoreferteloon bedraagt momenteel 1.931,25 euro (bedrag geldig op 1 januari 2017).
Om van kracht te worden, moest de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 in werking worden gesteld op het niveau van het paritair comité of van de onderneming, die bij deze gelegenheid de toetredingsleeftijd vaststelde binnen de grenzen die in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 zijn bepaald.
Deze overeenkomst werd gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 bis van 7 februari 1995 die tot doel had enige verduidelijking te brengen in de methode voor de berekening van de aanvullende vergoeding inzake halftijds brugpensioen en die methode volledig in overeenstemming te brengen met die van het voltijds brugpensioen.
De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 ter van 10 maart 1998 heeft verduidelijkt welke herwaarderingscoëfficiënt er op de aanvullende vergoeding halftijds brugpensioen moet worden toegepast.
De wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en het koninklijk besluit van 28 december 2011 hebben op 1 januari 2012 een einde gesteld aan dat systeem. Dat stelsel blijft van toepassing op de werknemers van wie het halftijds brugpensioen is ingegaan vóór 1 januari 2012.